Uitkijkend over het nu lege, met onkruid begroeide terrein, is het moeilijk voor te stellen dat hier iets meer dan een half jaar geleden bijna 10.000 mensen woonden. Ik ben terug gegaan naar Calais om te kijken wat er sinds de ontruiming van de Jungle, het illegale vluchtelingenkamp naast de tunnel naar Engeland, veranderd is.
Als ik op de heuvel, uitkijkend over het voormalige kamp sta, verbeeld ik me hoe het eind oktober vorig jaar was. Het kamp brandde op verschillende plekken. Donkere rookwolken vulden de lucht. Verschillende vluchtelingen pakten hun laatste bezittingen bij elkaar, terwijl de massaal aanwezige politie het terrein leeg veegde.
Terwijl de bulldozers klaar staan om hun woningen met de grond gelijk te maken, worden de 8500 vluchtelingen als een kudde dieren naar een grote kille loods gedreven die tijdelijk ingericht is als een sorteercentrum. In bussen worden ze daarna afgevoerd om geplaatst te worden in verschillende steden verspreid over Frankrijk. Hun droom ‘Engeland’ vaarwel zeggende.
Van dat kamp is vandaag -alsof het niet bestaan heeft- niets meer zichtbaar. Hoe zal het met de oud bewoners gaan? Op het antwoord hoeven we niet lang te wachten. Nog geen drie straten verder, op een open veld tussen een aantal bedrijfspanden vinden we de eerste vluchtelingen. Alsof we voedsel komen brengen, komen de eerste vluchtelingen zodra wij de auto uitstappen onze kant oplopen.
Ik ben vandaag niet alleen naar Calais gereisd. Eén van de anderen die mee is gegaan is Bob Richters. Het is zijn eerste keer in dit gebied. Hij is niet alleen meegegaan om een bestelbus vol gedoneerde goederen af te geven. Hij wil met eigen ogen zien wat er hier gebeurt.
Eerder op de dag zijn we langs een verzamelloods gereden, een paar kilometer buiten het voormalige kamp. Goedbedoelende vrijwilligers verzamelen hier gedoneerd voedsel en goederen om ze daarna onder de vluchtelingen te verspreiden. Torenhoog liggen spullen opgeslagen. Schichtig bekijken verschillende vrijwilligers onze komst; “hou het hek dicht uit veiligheidsoverwegingen. Wat doen die camera’s hier. Niet de locatie van het pand filmen, we zijn in het verleden wel eens eerder aangevallen door extreem rechts tuig”.
“Ik weet niet zo goed wat hiervan te denken”, zegt Bob me. “Ze bieden geen gereedschap, hier wordt niets mee opgelost”. Ik moet hem gelijk geven. Met alle goede bedoelingen biedt het inderdaad geen oplossing. De slechte kanten van dit soort goede doelen zag ik vorig jaar ook.
Veel vrijwilligers nemen taken op zich zonder kennis van zaken te hebben. Sommige nemen, bewust of onbewust een ongewenste machtspositie in en een dieper doel behalve pleisters plakken ontbreekt in veel gevallen. Vandaag is er weer eten, wat er morgen is zien we dan wel.
Een van de vrijwilligers geeft aan veel hinder van de politie te ondervinden. “We krijgen een uur om op een locatie eten uit te delen, daarna moeten we stoppen” De organisatie waar Bob spullen aan gedoneerd heeft maakt dagelijks voor tussen de 1200 en 1500 mensen eten.
Bob is zijn eigen kleine wereldverbeteraar. In Rotterdam helpt hij met zijn project Hotspot Hutspot op drie locaties de -in de ogen van vele mensen- kanslozen van onze samenleving. Ex-verslaafden, daklozen en een door de IS geïndoctrineerd meisje zijn onderdeel van zijn cliëntenbestand. “Mijn project ontwikkelt zich naarmate wat nodig is, ik heb nu bijvoorbeeld twee daklozen die bij mij actief zijn, zij hebben onderdak nodig, dus ben ik nu bezig met een hotspot hutspot hotel.” “Weet je Michel, ontwikkelingshulp in eigen land is wat ik doe”.
Op het veld nog geen drie straten van de voormalige ‘jungle’ is het bezaaid met mensen. Op het midden van het veld wordt iets van cricket gespeeld, naast mij stept een jongetje van een paar jaar oud langs de opgestapelde vuilnis, enkele anderen slapen. Eén van de jongens die naar ons toegelopen is, een jongen uit Eritrea, herken ik nog. Hij was één van de jongens die ik in oktober in de jungle ontmoet heb. Hij zat er toen vijf maanden, dit betekent dat hij nu een jaar in dit gebied is. Hij ziet er moe uit, zijn ogen zijn rood. In zijn gebrekkig Engels probeert hij mij wederom, net als in oktober, uit te leggen dat hij een zus in Canada heeft die alles voor hem regelen wil. “Ik hoef niet meer naar Engeland”, hij vraagt me of ik kan bemiddelen, wederom geef ik mijn nummer, een telefoontje verwacht ik niet van haar, nog steeds niet.
De vluchtelingen op dit veld geven aan in de open lucht te slapen. Enkele zeggen lastig gevallen te worden door politie, “Ze komen ’s nachts, nemen ons spullen af en spuiten pepperspray in onze ogen”. Sommigen geven aan regelmatig opgepakt te worden om een paar uur later weer vrijgelaten te worden. Op het veld zijn geen voorzieningen, ook geen water.
Vorig jaar ontmoette ik Zimako, een Nigeriaanse vluchteling die in 2011 na de verkiezingen zijn land ontvluchtte. Zijn Togolese vader die voor de vorige regering had gewerkt werd bedreigd. Via Libië en Italië kwam hij in Frankrijk terecht. In tegenstelling tot anderen hier wil Zimako niet naar Engeland. Hij wil in Calais blijven.
Zimako is dikker geworden wanneer ik hem vandaag ontmoet, hij is hier omdat hij afgesproken heeft met Bob en met Veerle. Ze hebben een wasmachine, een droger en beeldschermen voor hem meegenomen.
Tot de ontruiming had Zimako een school in het vluchtelingenkamp de jungle. Zijn -eigenhandig opgebouwde- school is samen met de rest van de jungle met de grond gelijk gemaakt. Al voor de ontruiming begon, had Zimako al een nieuw project, een wasserette voor de vluchtelingen en bewoners van Calais. Nu wil hij ook een internetcafé beginnen.
Ik weet niet wat het is maar in tegenstelling tot vorig jaar mis ik het vertrouwen bij hem als hij praat. De wasmachine, wasdroger en beeldschermen belanden in een kelder van een appartementencomplex en het verhaal dat hij voor mijn camera afdraait lijkt te gescript, inclusief zijn grapjes. Is Zimako nog de wereldverbeteraar en het sprankje hoop in de poorten van de hel waarover ik vorig jaar schreef? Lag het aan mij, ben ik door de vluchtelingenhaat in Nederland te wantrouwend geworden?
Terwijl ik op de rand van het veld sta, starend naar wat er vóór mij plaatsvindt en naar hoe mijn halve pakje shag verdeeld wordt onder een tiental vluchtelingen, komt Bob naar mij toe. “En Michel? Hoe lossen we dit op, weet jij de oplossing?” Volgens mij geef ik hem geen antwoord op die vraag. En terwijl wij voorbij -de net om de hoek geparkeerde- politiewagens rijden hoor ik Bob tegen twee van zijn jongens die mee zijn zeggen “Maatwerk, één voor één met ze in gesprek gaan en tot een oplossing komen”
Persoonlijk vind ik dat Calais een prachtig voorbeeld is van hoe wij, in Europa en ook in Nederland, met vluchtelingen omgaan. We lossen het probleem niet op, we verplaatsen het en doen of alles koek en ei is. We gaan door met het maken van dezelfde fouten als wij in het verleden gemaakt hebben. We segregeren, creëren een nieuwe klasse en laten ons afleiden door discussies of wij als mens überhaupt een verantwoordelijkheid hebben voor een ander mens. Om er over tien of twintig jaar achter te komen dat deze nieuwe Nederlanders zich gaan afzetten tegen de gevestigde orde.
En terwijl wij dat doen slapen niet alleen de duizenden vluchtelingen in Calais in de open lucht, wachtend op de dag die misschien nooit komen gaat.